Meesterpianisten gaan deze maand af en aan in het Amsterdamse Concertgebouw. Begin juni trad Murray Perahia daar op, aanstaande zondag laat Evgeny Kissin van zich horen en afgelopen zondag beklom Krystian Zimerman voor een bomvolle Grote Zaal de Olympus van de klaviermuziek: de laatste drie pianosonates van Beethoven.
Hij speelde ze van blad, heel ongewoon voor een musicus die ze van achter naar voren moet kennen. Wilde hij zijn trouw aan de partituur demonstreren? Hij volgde zelfs Beethovens hoogste metronoomcijfers. In zo’n vliegende vaart laat een grootheid als Maurizio Pollini veel steken vallen, maar Zimerman is in turbosnelheid nog in staat tot sublieme nuances.
Voor aanvang van de allerlaatste sonate, opus 111, richtte hij zich tot het publiek. Hij vertelde dat hij jarenlang bang was geweest om Beethoven te spelen, die stokoude man wiens buste hem ontzag inboezemde. In december werd hij 57, een jaar ouder dan de componist toen deze stierf. In diens huis in Bonn zag hij houten stokken met afdrukken van tanden erin. Gebruikte de dove componist die om via de trillingen de klank te ervaren? Om zich in te leven in de situatie van een dove oefende Zimerman thuis de Mondschein-sonate met een motorhelm op zijn hoofd en een stok tussen zijn tanden.
Zover ging de Poolse pianist gelukkig niet in Amsterdam. Hij was opvallend vrij in de extreme tempo’s. Ook al moet zijn spel tot in de kleinste details bestudeerd zijn, het doet toch aan alsof Beethoven zelf aan de vleugel improviseert. Dat is dan wel een Beethoven die de geheimen van het moderne instrument op zijn duimpje kent, een die meer hecht aan subtiele kleuren dan aan klassieke lijnen en een directe expressie. Zo kregen de wonderbaarlijke klankavonturen een even spannend als excentriek karakter, van de ongelooflijk sonoor dreunende bassen tot het fijnste filigrein in het hoge register.
Veel enthousiasme in de zaal, geen toegiften.
Recensent: Eddie Vetter
source: http://www.meesterpianisten.nl